De grote agaatslak is één van de grootste landslakken ter wereld en wordt ook wel de Afrikaanse reuzenslak genoemd
Het uitgestrekte lichaam van dit dier met haar huis kan tot dertig centimeter lang worden. Bijna zo groot als een stoeptegel! Het gewicht varieert van 600 tot ruim 700 gram. De dieren worden meestal drie tot vijf jaar oud, met uitschieters van wel negen jaar oud.
Het conisch gevormde slakkenhuis is egaal gekleurd, en de kleur van het slakkenhuis hangt af van wat de slak eet.
De grote agaatslak eet met haar raspende tong, de ‘radula’. De tong, die duizenden kleine tandjes heeft, dient om kleine laagjes voedsel te raspen en te pletten. Het voedsel wordt voor verteerd in de keel, want daar heeft de slak grote speekselklieren zitten.
Deze enorme slak is een omnivoor. Zij eet vooral groenten en
fruit met een laag zuurgehalte, maar ook bladeren van bomen, struiken en kleine
planten en dierlijke eiwitten, zoals aas. Ook kalk is belangrijk voor een
gezond slakkenhuis en voor de productie van eitjes.
In periodes van droogte en schaarste graaft de slak zich in, waarbij ze haar schelpopening afsluit met een harde en dikke laag kalk en slijm, ook wel de ‘epifragma’ genoemd. Deze laag biedt bescherming tegen uitdroging, maar ze kan er wel doorheen ademen omdat deze lucht doorlaat. Als de slak voelt dat het regent en er weer voldoende te eten valt dan duwt ze het epifragma uit haar huis en komt ze weer uit haar holletje.
De reuzenslak is door mensen ook naar andere delen van de wereld meegenomen en als het daar koud is, doet ze een winterslaap, dat is hetzelfde proces als hierboven alleen beschermd ze zichzelf dan tegen de kou.
De grote agaatslak is een hermafrodiet en heeft zowel een mannelijk als een vrouwelijk geslachtsorgaan. Ze kunnen zich voortplanten met elke slak van hun soort die ze tegenkomen. Als er weinig slakken in een regio zijn, dan kunnen ze aan zelfbevruchting doen, zodat ze de soort zelf in stand houden. Ook kunnen ze ‘bilateraal’ bevruchten. Dat houdt in dat alle twee de parende slakken bevrucht worden. Bijzonder hè?
De eitjes worden drie weken na de bevruchting in een
holletje in de grond afgezet. Een gezond vrouwtje kan tot 500 eitjes afzetten.
Als die kleintjes geboren worden dan zijn hun slakkenhuisjes precies even groot
als het eitje was, ongeveer 1 cm lang.
De grote agaatslak komt oorspronkelijk uit midden- en oost Afrika. Daar leeft ze in haar ideale vochtige klimaat en heeft daar een belangrijke invloed op het ecosysteem. Maar omdat mensen de slakken meenamen om als huisdier te houden of zelf op te eten, werden de slakken verspreid over bossen, tuinen en landbouwgronden waar ze in heel veel gevallen een plaag vormden. Er was voldoende voer en het klimaat beviel hun wel, dus ze plantten zich flink voort. Het is te triest om op te schrijven wat de mens al niet gedaan heeft om deze slak uit te roeien in plekken waar ze ze zelf mee naartoe hebben genomen.
Dus laat de dieren vooral in hun eigen ecosysteem, want als de mens zich ermee
bemoeid kan een ander ecosysteem er erg onder lijden.
Maar wat een bijzonder dier is de grote agaatslak toch!