Leefgebied
De familie van padden komt wereldwijd voor. Padden zijn eigenlijk nachtdieren, maar als het somber weer
is, komen ze overdag ook weleens tevoorschijn.
De pad leeft graag in donkere
beschutte natte plekjes, zoals een boomstam of onder bladeren.
Kenmerken
De gewone pad heeft een grijsbruine/ roodbruine kleur. De huid van de pad is bedekt met wratten, daarom vinden de meeste mensen ze niet al te mooi. De ogen van de pad zijn oranje gekleurd. Padden zijn niet zo groot, ongeveer 8 tot 13 centimeter. Het mannetje is altijd iets kleiner dan het vrouwtje.
Voeding
De pad eet vooral wormen, slakken, spinnen en andere insecten. Hij vangt die met zijn tong die naar buiten rolt. De pad is koudbloedig. Dat betekent dat hij zijn eigen lichaamswarmte niet zelf kan regelen. Tegen de winter graaft de pad zich met zijn achterpoten in, voor zijn winterslaap.
Verdediging
Een pad heeft twee manieren om zichzelf te verdedigen. Uit zijn huid kunnen gifstoffen komen. Die zijn niet giftig voor mensen, maar wel voor andere dieren en daardoor is hij geen interessante prooi. Bovendien kan een pad zich bij gevaar opblazen waardoor hij groter wordt. Op die manier wordt hij ook snel met rust gelaten.
Amfibie
Padden ondergaan een metamorfose als ze groeien. Dit wil zeggen dat ze veranderen van een klein visje naar een pad. Een pad komt uit zijn eitje als een klein visje, ook wel een dikkopje genoemd. Na ongeveer 6 weken begint de verandering want het kleine dikkopje krijgt pootjes. In plaats van de kieuwen, groeien er longen en ook de staart krimpt langzaam. Na ongeveer 3 maanden is het kleine visje veranderd in een kleine pad, die niet meer in het water zal leven, maar voortaan op het land.
Soorten
In Nederland komen verschillende soorten padden voor. De
bekendste is de ‘gewone pad’, maar daarnaast heb je ook nog de Rugstreeppad (gele streep op zijn rug), de Geelbuikvuurpad (zwarte buik met gele/oranje vlekken), de Knoflookpad (ruikt naar knoflook) en de Vroedmeesterpad (mannetje zorgt voor eitjes).
De Paddentrek
Ieder jaar vindt er een paddentrek plaats. Als het in het voorjaar overdag weer warmer wordt, ontwaken de padden uit hun winterslaap. Van februari tot april trekken ze vanuit hun overwinteringsplekje naar het water om te paren en eitjes af te zetten. Hierbij steken grote groepen padden vaak drukke wegen over. Om op te warmen blijven ze vaak stil zitten op het warme wegdek. Hierdoor worden er ieder jaar veel padden platgereden door auto’s. Gelukkig zijn er veel vrijwilligers die emmers vol met padden naar de overkant van de weg brengen. Daar worden ze weer losgelaten en trekken ze weer verder. Dit gebeurt vaak in de avonduren, omdat de padden dan tevoorschijn komen.
Leuk weetje
Tijdens de paddentrek hebben mannetjespadden het goed
bekeken. Ze klimmen op de rug van een vrouwtje en laten zich zo vervoeren. Dit
noem je ook wel een ‘tandem’. Als er meer mannetjes op de rug van een vrouwtje
zitten, noem je dat een ‘paddenbol’.